Uniform
Sinds jaar en dag willen jeugdbewegingen zich identificeren en onderscheiden door hun specifiek uniform. In vKSJ kent het uniform een grote evolutie: van héél stijlvol en ‘fijnvrouwelijk’ over sportief naar losse spelkledij (uniform even taboe!) - om terug te evolueren naar een duidelijk herkenbaar uniform.
Eén ding is zeker: het uniform heeft totnogtoe alle stormen van discussie doorstaan. Het hoeft niet modieus te zijn, niet overal even enthousiast onthaald te worden, het verdraagt zelfs ‘dissidente’ uitgaven… In sommige perioden uniseks, in andere dan weer onderscheiden voor jongens en meisjes.
De grootste storm – ook binnen vKSJ-west – situeert zich in de jaren ’70-‘80. Dan lijkt het uniform even ten dode opgeschreven. Maar het lichtblauwe hemd sinds de nationale fusie (1978) zorgt voor de revival: tegelijk speels en toch herkenbaar. Sinds de naamsverandering in 2015 draagt KSA-West (loyaal aan Nationaal zoals voorheen) het donkerblauwe hemd.
Dé uniform-hit doorheen de jaren – zeker in West - is ongetwijfeld het Roodkapjes-T-shirt. Ooit getekend door Huguette Dessart, medewerkster in West.
We durven veronderstellen dat menige oud-VKSJ’er naast fotoalbums haar/zijn uniform ergens bewaart op zolder… Hieronder lees je wat het nageslacht mogelijks vindt aan uniform-schatten. (Mocht je er geen raad mee weten: wij aanvaarden het dankbaar voor ons archief !)
Inhoud
Het vooroorlogse uniform (1929-1944)
Bij het ontstaan van V.K.S.J. is in 1929-1930 nog geen sprake van een uniform, maar enkel van een kenteken [1] of herkenningsteken. Het is een soort wapenschild voor de hele Katholieke Actie, met een eigen kleur per beweging. Bij VKSJ staat een blauw kruis centraal, verwijzend naar kerk en geloof. Daarrond slingert een gele korenaar, verwijzend naar werk/inzet/christen zijn in jouw milieu.
Het eerste ‘uniformstuk’ is in 1931-1932 de blauwe pots voor VKSJ.Alle jeugdgroeperingen aangesloten bij het VJVKA (Vrouwelijk Jeugdverbond voor Katholieke Actie, koepelorganisatie opgericht in 1930) komen in 1933 overeen om hetzelfde kleed als uniform te dragen. Alleen de kleur verschilt: - de arbeidsters (VKAJ) kiezen rood - de burgers- en middenstandsjeugd (VKBJ) wit - de boerinnenjeugdbond (BJB) groen - en de studentinnen (VKSJ) blauw. Er is vaak sprake van ‘de blauwe meisjes’, of ‘de blauwe jeugd’.
Het uniform bestaat nu uit een blauwe pots (alpenmuts) met kenteken (beide te koop op het secretariaat) en een lichtblauw kleed met lange mouwen.Meisjes kunnen hun uniform zelf naaien. In Nieuwe Tijden, het gezamenlijk blad van VKSJ en VKBJ, vinden zij in oktober 1933 daarvoor een patroontekening.
Maar het hoeft niet te verwonderen: er blijkt in 1936 teveel verscheidenheid op gebied van snit en versiering. Het uniform varieert teveel qua aantal plooien, snit en lengte van mouwen, kleuren…VKSJ probeert dus orde op zaken te zetten via een artikel in Zonnige Jeugd (ledentijdschrift). Daarin staat duidelijk wat niet mag en moét: eenvoudige snit, lange mouwen, wit kraagje en… de donkerblauwe VKSJ-das wordt gelanceerd.
Men motiveert (lees: verplicht) de leden om het uniform te dragen op alle bijeenkomsten. Zo staat op een folder voor de Nationale Studieweek in augustus 1936 (Eeklo) uitdrukkelijk vermeld: “De deelneemsters dragen het uniform, t.t.z. het K.S.-kleedje met lange mouwen (uitzonderingen worden niet toegelaten), de blauwe alpenmuts met kenteken erop, de hangzak en het vouwstoeltje.”
In Zonnige Jeugd, april 1937 verschijnt een artikel (met tekeningen) over “Ons kenteeken”, dat ook mooi de evolutie van het eerste uniform illustreert. Daarin wordt verwezen naar de Kruisvaarten, waar men met eerbied een kruis naaide op de klederen van hen die voor de Heilige zaak ten strijde trokken… Het ligt voor de hand dat VKSJ hier een link legt met de eigen Katholieke Actie!
In het Jaarboek van de Maricolen (school H. Familie), Brugge wordt beschreven dat de blauwe alpenmuts schuin op het hoofd moet gedragen worden én zelfs hoe de haartooi moet zijn: ofwel in “tressen” (vlechten), ofwel “à la mistinguette” (kort in de nek, met zijstreep en golven opzij).
De bloes en rok (1944-1970)
Na de oorlog wordt het kleed vervangen door een donkerblauwe wollen rok en lichtblauwe bloes. [2]De donkerblauwe das en blauwe pots (of baretje) blijven. Nu wordt wel uitdrukkelijk vermeld dat men lange witte kousen moet dragen. In deze periode is er immers veel te doen rond “Zedigheid”.[3] Veel leden – of hun moeders – breien zelf die kousen.
Op de dasspeld staat het kenteken afgebeeld met kruis waarrond zich een korenaar slingert. In feite mag alleen dit schildje op de das gespeld worden, maar velen steken er méér op… Er volgt dan ook een actie om te versoberen.
De evolutie van studiebeweging naar jeugdbeweging zorgt ook voor een evolutie in het uniform. In de jaren ’50 wordt een bruine lederen gordel gelanceerd. En in 1956 vermeldt het leidsterblad Werk en Vorder een nieuw model lichtblauwe bloes in popeline, “met een rond kraagje, kleurvast, wast en strijkt zonder moeite”. Het kost 185 Bfr. (4,59 euro) Er komen ook witte moussesokjes bij en kentekens voor groepsleidster (toen ‘hoofdleidster’), gewestleidster en parochieleidster.
De leidstersdas- en fluitkoorden verschillen van kleur ngl. de functie.- de dioceesleidster en nationale leidster dragen wit - de districtleidster (of gewestleidster) geel - de ontspanningsleidster groen - de afdelingsleidster (plaatselijke leidster) blauw - de roodkapjesleidster rood. Bij een officiële aanstelling krijgt de leidster telkens een fluitkoord in de kleur van de nieuwe functie.
De leden kunnen ook kentekens krijgen: een gekleurd steentje voor op de dasring, volgens de afgelegde Schild-Ring-Kransproeven - of een zilveren ring met de inscriptie “Hou ende Trou” [4] voor de kernleden.
Hoewel het uniform jeugdbewegings-allure krijgt, gelden nog vele voorschriften met duidelijke ge- en verboden. Het uniform moet te allen tijde piekfijn zijn. Enkel bij activiteiten op het kampterrein zelf is gewone spelkledij toegelaten. Bij een bosspel of dagtocht is daar geen sprake van. Loop maar eens tussen braamstruiken of kruip onder prikkeldraad met een lange, wijde, wollen plooirok… of stap in een brandende zomerzon met hoog gesloten bloes en een das rond de hals. En als het regent wordt de wollen rok loodzwaar en achteraf ook moeilijk droog… In VKSJ-West en meer bepaald in Gewest Brugge groeit rond 1957 het idee van een kampuniform (of zomeruniform). Gewestleidster Lucienne De Boodt komt met het idee, opvolgster Rosa De Prêtre werkt het uit. Als regentes huishoudkunde zoekt ze in de eerste plaats naar meer praktische materialen: lichter en beter wasbaar (kreukvrij katoen). De passende stof wordt gevonden in de stoffenwinkel van de zus van Lena Christiaen (leidster in Brugge en later op het nationaal secretariaat werkzaam). Het ontwerp wordt afgewerkt samen met Rose-Anne Coens (leidster en studente regentaat snit en naad). Het kampuniform bestaat uiteindelijk vanaf 1959 uit een gele bloes met korte mouwen (met variatie op de sjaalkraag, om vlot zonder sluiting over het hoofd te kunnen trekken) die op heuplengte op de rok valt, en een wijde katoenen hoogblauwe rok met losse plooien (met twee opgestikte zakken).
De bloezen worden gestikt en verkocht in de technische school Maricolen. Men kan ook op maat geknipte onderdelen verkrijgen, ten huize van Rosa De Prêtre, om zelf de bloes in mekaar te steken. De rokken moeten met uitleg en begeleiding zelf gemaakt worden.Het kampuniform valt dermate in goede aarde dat VKSJ-West het provinciaal invoert. Verder komt er nationaal een donkerblauwe VKSJ-anorak. De anorak is ook een dankbaar uniformstuk om op kamp of bijv. tijdens de Studentinnentochten te dragen, o.a. door de grote zak vooraan, waar je van alles in kwijt kunt… Ze worden gemaakt in een fabriekje in Komen. Tenslotte is er nog een VKSJ-rugzak, te koop op het secretariaat.
Dit kampuniform wordt in 1965 aangevuld met een koningsblauwe trui met boothals, gelanceerd door vrijgestelde Myriam Flamey en hierin ondersteund door de diocesane raad.
In 1958 moet er opnieuw orde op zaken gesteld worden.Volgend artikel verschijnt in Werk en Vorder (1958-1959, nr. 1, september, p.22) : “Leidsters, hebt u op de ontmoetingsdagen de uniformen eens bekeken? Is er u niets opgevallen? Wat vond gij van de groen-blauwe gestreepte rokken, van de gele sokjes, van de rode schoentjes, om niet te spreken van hoge hakken, van de 30 verschillende soorten lichtblauwe bloezen… Wij vinden het spijtig dat onze stijl aan het verwateren is. U niet? Tijdens dit Lourdesjaar willen we daaraan eens terug speciaal de aandacht geven. Dit jaar elke VKS’er terug een piekfijn uniform. U kan alles (behalve de rok) krijgen op het VKSJ-secretariaat aan gunstige voorwaarden.” Dan volgt een opsomming: donkerblauwe rok (vrij model) – bleekblauwe bloes – lederen gordel – donkerblauwe das – kenteken – witte sokken – anorak – blauwe pots – sportschoenen (zwart of bruin). “Indien iedere afdeling hiervoor eigen leveranciers zoekt, komen we tot de mooiste warboel. En, laten we het u eenvoudig zeggen: de winkel is een voorname bron van inkomen van VKSJ over het algemeen en ook voor de kas van uw eigen afdeling. Leidsters, om dat erdoor te krijgen moet uzelf volledig meewerken en zelf het goede voorbeeld geven. Er is maar één middel: spreek erover met uw leden en doe regelmatig inspectie. Streng zijn hierin. Krijgen we het erdoor?”
In de jaren ’60 begint de mentaliteit te veranderen. We lezen in Werk en Vorder (1963): “En dan mag er wel nog een uniform zijn, om het gemeenschappelijk aan te duiden, maar het zal van bijkomstige betekenis zijn. En vlaggen en andere uiterlijke tekenen, “formatie” incluis, als ’t allemaal maar levensecht blijft en fris.”
Roodkapjes-uniform (1942- 1970)
Uiteraard moeten Roodkapjes eruit zien als een echt Roodkapje.De stichters Yvonne Van Maele en proost Geraard Desmet bedenken dan ook een passend uniform: een rood kapje (potsje) en rood sjaaltje. [5] Pas later (wellicht kort na de oorlog) komen er de witte bloes, de blauwe rok (met bretellen) en de witte kousen bij.
Het is tijdens de oorlog niet eenvoudig om aan rode stof te geraken, maar via de weverij van de vader van Yvonne Van Maele lukt het wel.
Rond 1950 krijgen de kleuren een zinnebeeldige betekenis. Rood verwijst naar de dienstbaarheid (Doulè) en wit naar de reinheid en feestelijkheid. De rode das (45 cm x 45 cm) krijgt het meisje pas na haar aspiranteproeven. De das moet in een driehoek geplooid zijn en samengehouden met een lus.
Dit uniform blijft zo’n 30 jaar bestaan.
Roodkapjes T-shirt (vanaf 1970)
Rond 1970 wordt de witte blouse vervangen door een leuk wit T-shirtje met een rode vilttekening van een Roodkapje erop. De tekening wordt ontworpen door Huguette Dessart (medewerkster van 1962 tot 1969).
Dit T-shirtje blijft in West-Vlaanderen nog steeds (?) de tijd trotseren.
De spelkledij (1970-1986)
In deze periode is er veel discussie rond het uniform, dat als militaristisch en burgerlijk gezien wordt. Het is niet langer mogelijk om te verwachten dat leden en leiding “in uniform” aan een activiteit deelnemen.In een poging om tegemoet te komen aan de kritieken én wensen spreekt men (in West en Nationaal) niet langer van “uniform” maar van “spelkledij” en lanceert men een donkerblauwe T-shirt met drie witte bollen (van verschillende omvang). Die bollen verwijzen naar de 3 takken of leeftijdsgroepen die sinds 1964 ingevoerd zijn: Kim (+16 jaar) - Sim (14-16 jaar) - Jim (12-14 jaar). Wie wou kon de witte vlakken naar eigen creativiteit inhoud geven. Leidsters droegen in deze periode eerder een lange broek dan een rok.
De jaren ’70 staan ook in het teken van de groeiende samenwerking tussen VKSJ en KSA op nationaal vlak. Dit resulteert uiteindelijk halverwege de jaren ’70 in een nationale fusie. De nieuwe blauwe uniseks pull kan als het eerste gezamenlijke uniformstuk beschouwd worden.
Het lichtblauwe hemd (vanaf 1979)
Met de fusie in 1977-1978 moet het uniform opnieuw aangepast worden.De gevoeligheden rond het uniform evolueren en er is opnieuw ruimte voor een “duidelijker” uniform: een stevig lichtblauw hemd (met borstzak), een rode en lichtblauwe das - aangevuld met de marineblauwe T-shirt als spelkledij. Het licht- of donkerblauwe KSJ-embleem is telkens duidelijk zichtbaar en is het teken van verbondenheid in deze toch wel “bonte” beweging. Op de T-shirt verschijnt het embleem eerst in het groot (rood) en later verkleind (lichtblauw). De kleur van de das verschilt naargelang de provincie. In vKSJ-West kan men kiezen tussen rood of lichtblauw. De begeleiding draagt beide kleuren in elkaar verstrengeld. Dit nieuwe uniform slaat aan bij de leden en wordt massaal gedragen. Het is stijlvol én speels. Ook vKSJ-West kiest er resoluut voor.
In 1985 herwaardeert vKSJ-West het traditionele VKSJ-embleem (met schild en korenaar), aangevuld met het nieuwe KSJ-embleem (centraal in het midden). Dit eigen embleem wordt nu gebruikt op de provinciale vlag en op een mouwschildje. Wie drie jaar leidster blijft, wordt bevestigd en bemoedigd door een speldje met het embleem op. Ook wie cursus volgt, krijgt een bijzonder kenteken.
In het werkjaar 1986-1987 lanceert nationaal - onder impuls van vKSJ-West - een marineblauwe sweater, met lichtblauw embleem.
Af en toe wordt iets nieuws gelanceerd, met wisselend succes. Zo komt er in 1992-1993 een purperen K-Way, die geen lang leven beschoren is wegens slechte kwaliteit.De marineblauwe trui met rolkraag en ritssluiting tot op de borst wordt op algemeen verzoek terug op de markt gebracht, maar verdwijnt later opnieuw door het succes van de fleece.
In 1996 wordt het T-shirt asgrijs met een speelse blauwe tekening en rode letters. Maar vanaf maart 2004 komt opnieuw een vernieuwd donkerblauw T-shirt.
Sinds september 2015 draagt de nationale beweging – en dus ook West – de éénvormige en korte naam KSA. Het uniform wordt nu het hard blauwe hemd. Dit was sinds 1997 erkend als officieel uniform – naast het lichtblauwe hemd – omdat sommige groepen uit Oost-Vlaanderen en Antwerpen dit bleven dragen, uit onvrede met het lichtblauwe hemd. Alle groepen van West passen zich gemakkelijk aan. Het donkerblauwe hemd met talloze mouwschildjes getooid is vandaag nog steeds ons officieel uniform.
Bronnen
- Zonnige Jeugd, mei 1936 en april 1937
- brochure Organisatie en Werking der V.K.S.J., 1933
- Vaardigheidsboekje I, 1938
- Dank- en Huldeboek ‘Bouwen aan een eeuw school’ (1900-2000) van de Zusters Maricolen, Brugge, november 2000
- info Maria Walleyn, Myriam Flamey, Rose-Anne Coens, Rosa De Prêtre, Lucienne De Boodt, Kathelijne De Wolf, Lieve Boone
- Werk en Vorder, 1958-1959, nr. 1
- Gisteren, jg. 14 nr. 3 (1994), gebaseerd op Nieuwe Tijden (oktober 1933) en Werk en Vorder (1956)
- Gisteren, jg. 23 extra nr. (2003-2004)
- Bewogen Beweging, 60 jaar KSJ-KSA-VKSJ, 1988
- nota van U. Huybrechts
- folder Nationale Studieweek 1936 (VKSJ-archief in Kadoc, map 288)
- Inpikker, jg. 5 nr. 6, juli-augustus 1979
Voetnoten
- ↑ Dit schild wordt in 1985 opnieuw ingevoerd op de provinciale vlag en het leidingsschild.
- ↑ In het Dank- en Huldeboek (1900-2000) van de Zusters Maricolen, Brugge, is sprake van een witte bloes, begin de jaren '40.
- ↑ Volgens Maria Walleyn moesten nieuwe leden zelfs een brief ondertekenen, waarin ze beloofden hun verder leven lange mouwen en lange kousen te dragen.
- ↑ "Hou ende Trou" is de VKSJ-leuze (of Katholieke Actie-leuze?) en groet vanaf 1942 (?). De volledige tekst luidt: "Aan Christus' Kerk, aan Haard en Volk, Hou ende Trou"
- ↑ Anekdote: in bepaalde parochies fluisteren de mensen verwonderd als ze de eerste Roodkapjes de kerk zien binnenstappen: "De socialisten gaan nu ook al terug naar de kerk!"