Roodkapjes: een verhaal apart

Uit VKSJ-wiki
Versie door Lieve (overleg | bijdragen) op 26 jan 2019 om 09:58 (De groet Doulè)
Ga naar: navigatie, zoeken

Tienduizenden Vlaamse meisjes zijn ooit Roodkapje geweest. Die beweging voor kinderen vanaf 8 jaar ontstaat in de schoot van VKSJ-West in volle oorlogstijd.

VKSJ bestaat vanaf 1929-1930 voor meisjes vanaf 14 jaar. Aanvankelijk ligt de klemtoon op studie en vorming van de studerende meisjes, om hun taak op te nemen in de ruimere Katholieke Actie. Maar geleidelijk groeit het besef [1] dat de werking wat speelser moet, om aantrekkelijk te blijven. In 1939 kiest VKSJ Nationaal (nationale studiedagen 16-19 augustus 1939 te Onze-Lieve-Vrouw-Waver) voor de jeugdbewegingsmethode en groeit ook de idee om de werking te verruimen voor jongere meisjes vanaf 12 jaar. De opstart van de Roodkapjes in 1942 is even later een logische evolutie.

De wieg staat in Tielt

Yvonne Van Maele - sinds 1930 dioceesleidster van VKSJ West-Vlaanderen - zit al in 1941 met de idee om vanaf de basisschool met een soort VKSJ te beginnen Ze getuigt: “Ik was toen 32 jaar. Het was tijdens de oorlog zeer gemakkelijk om jeugd bijeen te krijgen. Ze hadden niet veel, ze konden niet veel weggaan. Ik heb gezegd tegen mijnheer Lowie, onze diocesane proost, dat er iets moest komen voor kinderen. En hij zei: ‘Doe maar’. Ik heb het toen voorgesteld aan mijnheer De Smet. Hij was onderpastoor in Tielt, waar ik woonde en waar het diocesaan VKSJ-secretariaat was. Hij ging daar direct in op en samen zijn we beginnen denken: hoe gaan we dat doen? De wieg stond dus in Tielt.”

Gewestproost Gerard De Smet nodigt Yvonne bij hem thuis uit rond Pasen 1941. Ze willen die droom omzetten in concrete ideeën en plannen. Eerst denken ze aan een “voor-VKSJ” voor de 12- tot 14 jarigen. Die meisjes zitten in het 7de en 8ste leerjaar van de basisschool. Maar ze beslissen snel om met 8-jarigen te starten, volledig aangepast aan de leefwereld van het kind. Yvonne: ‘De proost had een heel programma uitgedacht, een model voor meisjes van acht tot veertien jaar en gaf het een romantisch kleedje.’ [2]

Roodkapjes wordt de naam

De ideeën borrelen op en Yvonne noteert ijverig. Het moet aanschouwelijk zijn voor de kinderen, niet te abstract of te theoretisch. Sprookjes spreken sterk aan en zo’n sprookjesfiguur is Roodkapje. De leden kunnen Roodkapjes heten en een rood mutsje dragen i.p.v. het lichtblauwe van de VKSJ. En er steekt een moraal in het sprookje: Roodkapje moet gehoorzaam zijn en oppassen voor de wolf. Die wolf staat symbool voor het kwaad dat overal om de hoek loert, vooral de bedreiging van de reinheid. Roodkapje kan een herkenbaar rolmodel zijn voor de kinderen omdat zij geen prinses is maar een doodgewoon volks meisje. Ze is gedienstig (gaat oma bezoeken) en toch soms ondeugend (ze plukt toch bloempjes en wordt zo verrast door de leugenachtige wolf). Het uiteindelijk resultaat is braver. [3]

Eén toevoeging is wel nodig om van de bisschop de toestemming te krijgen. Ze maken van een Roodkapje ook een vroom meisje. Op een latere roodkapjesvlag knielt ze voor een kapelletje waarrond de wolf draait, midden een bloemenveld. Maria beschermt haar. Proost De Smet heeft zelfs al een idee voor een gebed van de Roodkapjes en ook voor een wet. In het tiende puntje staat: ‘Zij is op haar hoede voor de wolf.’ De bloempjes kunnen de morele vaardigheden zijn die de Roodkapjes aan hun medemensen en aan God schenken: reinheid, blijheid, gedienstigheid, .... Hij ziet de Vlaamse Roodkapjes al door de velden en straten lopen, overal blijgezind en gedienstig. Het uniform bestaat uit een rood sjaaltje en een rood kapje. Het leidt in bepaalde parochies tot verrast gefluister op het moment dat de Roodkapjes de kerk binnenstappen: ‘De socialisten gaan nu ook al naar de kerk!’. Yvonne geraakt ondanks de oorlogsschaarste, via de weverij van haar ouders, aan rode stof. De rode kleur staat symbool voor de liefde voor Maria en het (martelaars)bloed van de offervaardigheid. Ze zien het helemaal zitten.

De groet Doulè

Er moet ook een soort groet of leuze zijn die een opdracht inhoudt en wat mysterieus klinkt, een wachtwoord in een vreemde taal. Het Griekse woord voor dienstmaagd heeft wel iets: Doulè. Dat klinkt goed, straalt de grondidee van een gedienstig meisje uit en is gemakkelijk om krachtig uit te spreken als oprecht engagement: ‘Ik sta tot uw dienst (Maria)’. In 1943 was dat de leuze “Tot dienstbaarheid - altijd bereid!”. De leden begroeten elkaar en hun leidsters of proost met ‘Doulè’.

Ze vinden het zo’n schitterend idee dat ze er niet aan twijfelen dat bisschop Lamiroy dit zal toejuichen. Diezelfde week verliest Yvonne echter de bundel met uitgetikte plannen. Proost De Smet schrijft alles dus opnieuw uit, waarbij hij de idee meteen mooier structureert en sterker uitwerkt. Met dat dossier trekt de priester naar de bisschop. Hij breidt voor de veiligheid de naam ‘Roodkapjes’ uit tot ‘Roodkapjes van Onze Lieve Vrouw’.

De bisschop keurt het initiatief goed, Yvonne en proost De Smet kunnen de Roodkapjesbeweging opstarten. Ze spreken onderwijzeressen, religieuzen en VKSJ-leden aan en beginnen in de meisjesbasisscholen van Tielt, met de enthousiaste hulp van o.a. Rita Clement, laatstejaarsstudente aan de Normaalschool van Tielt en VKSJ-leidster.

De Roodkapjeswerking krijgt snel onverhoopte proporties, want de interesse is groot… ook buiten West-Vlaanderen.

Meer dan een West-Vlaams verhaal

Roodkapjes en Kroonwacht

Ledentijdschrift

Leidingstijdschrift

Schoolwerking

Vakantiewerking

Verhalend kader

Gouw- en Landdagen

Vorming van de leiding

Roodkapjes en VKSJ

Steeds jonger

Ploegenwerking

Huidige werking

  1. Ook in Chiro en Scouting
  2. Lees het volledig interview met Yvonne Van Maele
  3. In de publicatie Roodkapje, proeve van werking voor Jong-V.K.S.J, wellicht 1943, lezen we op p. 4: “Het oude sprookje van Roodkapje en den wolf, maakt de les van dienstvaardigheid klaar en aanschouwelijk: ze wezen dienstvaardig zooals Roodkapje, doch niet ongehoorzaam noch lichtzinnig zooals Roodkapje het was. R.K. van O. L. Vrouw zijn nooit ongehoorzaam en luisteren nooit naar den boozen wolf.