Roodkapjes: een verhaal apart: verschil tussen versies
(→De wieg staat in Tielt) |
(→De wieg staat in Tielt) |
||
Regel 6: | Regel 6: | ||
Yvonne Van Maele - sinds 1930 dioceesleidster van VKSJ West-Vlaanderen - zit al in 1941 met de idee om vanaf de basisschool met een soort VKSJ te beginnen Ze getuigt: “Ik was toen 32 jaar. Het was tijdens de oorlog zeer gemakkelijk om jeugd bijeen te krijgen. Ze hadden niet veel, ze konden niet veel weggaan. Ik heb gezegd tegen mijnheer Lowie, onze diocesane proost, dat er iets moest komen voor kinderen. En hij zei: ‘Doe maar’. Ik heb het toen voorgesteld aan mijnheer De Smet. Hij was onderpastoor in Tielt, waar ik woonde en waar het diocesaan VKSJ-secretariaat was. Hij ging daar direct in op en samen zijn we beginnen denken: hoe gaan we dat doen? De wieg stond dus in Tielt.” | Yvonne Van Maele - sinds 1930 dioceesleidster van VKSJ West-Vlaanderen - zit al in 1941 met de idee om vanaf de basisschool met een soort VKSJ te beginnen Ze getuigt: “Ik was toen 32 jaar. Het was tijdens de oorlog zeer gemakkelijk om jeugd bijeen te krijgen. Ze hadden niet veel, ze konden niet veel weggaan. Ik heb gezegd tegen mijnheer Lowie, onze diocesane proost, dat er iets moest komen voor kinderen. En hij zei: ‘Doe maar’. Ik heb het toen voorgesteld aan mijnheer De Smet. Hij was onderpastoor in Tielt, waar ik woonde en waar het diocesaan VKSJ-secretariaat was. Hij ging daar direct in op en samen zijn we beginnen denken: hoe gaan we dat doen? De wieg stond dus in Tielt.” | ||
− | Gewestproost Gerard De Smet nodigt Yvonne bij hem thuis uit rond Pasen 1941. Ze willen die droom omzetten in concrete ideeën en plannen. Eerst denken ze aan een “voor-VKSJ” voor de 12- tot 14 jarigen. Die meisjes zitten in het 7de en 8ste leerjaar van de basisschool. Maar ze beslissen snel om met 8-jarigen te starten, volledig aangepast aan de leefwereld van het kind. Yvonne: ‘De proost had een heel programma uitgedacht, een model voor meisjes van acht tot veertien jaar en gaf het een romantisch kleedje.’ | + | Gewestproost Gerard De Smet nodigt Yvonne bij hem thuis uit rond Pasen 1941. Ze willen die droom omzetten in concrete ideeën en plannen. Eerst denken ze aan een “voor-VKSJ” voor de 12- tot 14 jarigen. Die meisjes zitten in het 7de en 8ste leerjaar van de basisschool. Maar ze beslissen snel om met 8-jarigen te starten, volledig aangepast aan de leefwereld van het kind. Yvonne: ‘De proost had een heel programma uitgedacht, een model voor meisjes van acht tot veertien jaar en gaf het een romantisch kleedje.’<ref>Lees het volledig interview met Yvonne Van Maele</ref> |
− | <ref>Lees het volledig interview met Yvonne Van Maele</ref> |
Versie van 26 jan 2019 om 08:46
Tienduizenden Vlaamse meisjes zijn ooit Roodkapje geweest. Die beweging voor kinderen vanaf 8 jaar ontstaat in de schoot van VKSJ-West in volle oorlogstijd.
VKSJ bestaat vanaf 1929-1930 voor meisjes vanaf 14 jaar. Aanvankelijk ligt de klemtoon op studie en vorming van de studerende meisjes, om hun taak op te nemen in de ruimere Katholieke Actie. Maar geleidelijk groeit het besef (noot: ook in Chiro en Scouting) dat de werking wat speelser moet, om aantrekkelijk te blijven. In 1939 kiest VKSJ Nationaal (nationale studiedagen 16-19 augustus 1939 te Onze-Lieve-Vrouw-Waver) voor de jeugdbewegingsmethode en groeit ook de idee om de werking te verruimen voor jongere meisjes vanaf 12 jaar. De opstart van de Roodkapjes in 1942 is even later een logische evolutie.
De wieg staat in Tielt
Yvonne Van Maele - sinds 1930 dioceesleidster van VKSJ West-Vlaanderen - zit al in 1941 met de idee om vanaf de basisschool met een soort VKSJ te beginnen Ze getuigt: “Ik was toen 32 jaar. Het was tijdens de oorlog zeer gemakkelijk om jeugd bijeen te krijgen. Ze hadden niet veel, ze konden niet veel weggaan. Ik heb gezegd tegen mijnheer Lowie, onze diocesane proost, dat er iets moest komen voor kinderen. En hij zei: ‘Doe maar’. Ik heb het toen voorgesteld aan mijnheer De Smet. Hij was onderpastoor in Tielt, waar ik woonde en waar het diocesaan VKSJ-secretariaat was. Hij ging daar direct in op en samen zijn we beginnen denken: hoe gaan we dat doen? De wieg stond dus in Tielt.”
Gewestproost Gerard De Smet nodigt Yvonne bij hem thuis uit rond Pasen 1941. Ze willen die droom omzetten in concrete ideeën en plannen. Eerst denken ze aan een “voor-VKSJ” voor de 12- tot 14 jarigen. Die meisjes zitten in het 7de en 8ste leerjaar van de basisschool. Maar ze beslissen snel om met 8-jarigen te starten, volledig aangepast aan de leefwereld van het kind. Yvonne: ‘De proost had een heel programma uitgedacht, een model voor meisjes van acht tot veertien jaar en gaf het een romantisch kleedje.’[1]- ↑ Lees het volledig interview met Yvonne Van Maele