Interview met enkele pioniers: verschil tussen versies

Uit VKSJ-wiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 1: Regel 1:
'''INTERVIEW MET ENKELE PIONIERS VAN VKSJ W-VL:YVONNE VAN MAELE, ROBERTE VERHOLLE en ROES ROUZERÉ'''
+
'''INTERVIEW MET ENKELE PIONIERS VAN VKSJ W-VL: YVONNE VAN MAELE, ROBERTE VERHOLLE en ROES ROUZERÉ'''
  
 
''Opmerking vooraf: dit is een uitgebreide (bijna letterlijke) weergave van een interview met '''Yvonne Van Maele''' op 10 maart 2000 in Tielt, door Ann Blontrock, Ann D’hiet en Lieve Boone. De eerste versie werd nagelezen en aangevuld door '''Roes''' (roepnaam voor Irma Rouzeré, op 28/12/99 en 4/4/2000), door '''Roberte Verholle''' & '''Gaspard Van Hecke''' (op 18/6/2001) en door Yvonne zelf (op 25/6/2001). De vragen zijn dus gericht aan Yvonne en de antwoorden komen vooral van haar. Enkel bij de aanvullingen vermelden we een naam. Voor de leesbaarheid hebben we alles wat gebundeld per thema.''
 
''Opmerking vooraf: dit is een uitgebreide (bijna letterlijke) weergave van een interview met '''Yvonne Van Maele''' op 10 maart 2000 in Tielt, door Ann Blontrock, Ann D’hiet en Lieve Boone. De eerste versie werd nagelezen en aangevuld door '''Roes''' (roepnaam voor Irma Rouzeré, op 28/12/99 en 4/4/2000), door '''Roberte Verholle''' & '''Gaspard Van Hecke''' (op 18/6/2001) en door Yvonne zelf (op 25/6/2001). De vragen zijn dus gericht aan Yvonne en de antwoorden komen vooral van haar. Enkel bij de aanvullingen vermelden we een naam. Voor de leesbaarheid hebben we alles wat gebundeld per thema.''

Versie van 13 mrt 2018 om 08:49

INTERVIEW MET ENKELE PIONIERS VAN VKSJ W-VL: YVONNE VAN MAELE, ROBERTE VERHOLLE en ROES ROUZERÉ

Opmerking vooraf: dit is een uitgebreide (bijna letterlijke) weergave van een interview met Yvonne Van Maele op 10 maart 2000 in Tielt, door Ann Blontrock, Ann D’hiet en Lieve Boone. De eerste versie werd nagelezen en aangevuld door Roes (roepnaam voor Irma Rouzeré, op 28/12/99 en 4/4/2000), door Roberte Verholle & Gaspard Van Hecke (op 18/6/2001) en door Yvonne zelf (op 25/6/2001). De vragen zijn dus gericht aan Yvonne en de antwoorden komen vooral van haar. Enkel bij de aanvullingen vermelden we een naam. Voor de leesbaarheid hebben we alles wat gebundeld per thema.

Voorstelling van de pioniers

Yvonne Van Maele: was dioceesleidster van 1930 tot 1947. Zij vervoegde Kanunnik Lowie (proost) en Hélène Barbier (voorzitster) kort na de start van VKSJ. Officieel was ze ‘schrijfster’ tot 1942 en dan ‘voorzitster’ tot 1947, voor VKSJ en de Roodkapjes. Ze stichtte samen met E.H. De Smet de Roodkapjes in 1942. Yvonne was ‘religieuze-in-de-wereld’, lid van de Sociëteit van Maria. Vanuit die Sociëteit werd ze vrijgesteld om voor VKSJ te werken. Haar collega Hélène Barbier bleef lesgeven en werkte voor VKSJ in haar vrije tijd. Yvonne stond ook aan de wieg van Familiezorg en bleef actief, o.a. in de Charismatische Vernieuwing en Oecumenische Gebedsgroepen. Ze werd meermaals geïnterviewd door haar nakomelingen in VKSJ en steeds vertelde ze met vuur over haar tijd in VKSJ.

Roberte Verholle: (officieel Roberta, maar iedereen zei Roberte) werkte op het VKSJ-secretariaat, van 1938 tot 1944 (?), na haar handelsstudies aan de Grauwe Zusters. Dit was een (onder-)betaalde functie. In het begin (6 à 8 maanden) werkte ze met Suzanne Waûters (Suzanne stond nogal op dat kapje) voor het VJVKA – en daarna alleen voor VKSJ met Yvonne Van Maele, in hetzelfde secretariaat. Roberte woonde toen in Rumbeke en moest dus dagelijks met de trein naar Tielt (twee keer overstappen). Dat was niet eenvoudig. Ze heeft vooral samengewerkt met ‘’juffrouw Van Maele’’ en ‘’meneer Lowie’’ – niet met Hélène Barbier (toen al gestopt). Ze spreekt vol lof over Yvonne, die volgens haar veel capaciteiten had om de beweging te leiden en wat ‘avant-garde’ was. Ze had ook veel contact met de familie Van Maele, waar ze regelmatig op bezoek ging en zelfs verbleef. Roberte was 11 jaar jonger dan Yvonne, maar ze hadden en hielden een goed contact. Roberte is gehuwd met Gaspard Van Hecke, die van 1963 tot 1986 beheerder was van Centrum Licht en Ruimte in Roeselare.

Roes: (officieel Irma Rouzeré, maar overal gekend als Roes) was VKSJ-lid in de Middelbare School van Blankenberge en daarna in het Regentaat van Tielt. Van daaruit begon ze de Roodkapjeswerking in Blankenberge. Van 1947 tot 1952 werkte ze als vrijgestelde voor de Middenstandsjeugd (VKBJ), in de Centrale (voorloper van Centrum Licht en Ruimte). Tot haar pensioen was ze werkzaam in Caritas Catholica, een overleg- en samenwerkingsplatform voor aangesloten Caritas-organisaties.


De start

‘’’Hoe kwam het dat u werd aangesproken? Was u actief in een andere beweging? Was dit een soort benoeming? Bleef u lesgeven? Hoe kende u Kan. Lowie en Gerard De Smet?… ‘’’

Er is hier blijkbaar een misverstand. Ik heb nooit lesgegeven. Jullie kunnen zich niet voorstellen hoe dat was voor de oorlog: de meeste vrouwen werkten nog niet buitenshuis! Ik wou regentes worden, maar mijn vader vond dat ik talen moest leren. Dus ben ik een jaar naar Spanje geweest om Spaans te leren. Ik ben ook in Engeland mijn Engels gaan leren. Zo vreemd was dat niet, veel mensen gingen in die tijd al naar Engeland. Mijn ouders reisden ook veel, voor hun linnenfabriek. En voor die zaak moest ik talen leren.

ROBERTE: De familie Van Maele was zeer welgesteld. Ze hadden een grote weverij, die uitvoerde over de hele wereld. De familie reisde toen al naar Amerika, Egypte … en heel de wereld kwam bij hen over de vloer. De kinderen (o.a. Yvonne) gingen naar Engeland en Spanje om hun talen te leren. Yvonne sprak daardoor vloeiend Engels en Spaans. Thuis spraken ze Frans onder mekaar. Yvonne was de oudste en meest progressief en eenvoudig. Er was ook Jeanne, Agnès, Christiane die nu nog naast Yvonne woont en één broer Franz. De familie had verschillende eigendommen, o.a. aan de kust (Knokke, Middelkerke).

YVONNE: Ik was eerst in de ‘’’Eucharistische Kruistocht’’’. Dat was een soort geestelijke beweging, gesticht door Ward Poppe. Je kon er van kinds af lid van zijn. In Tielt was er een kern van zo’n 12 leden, die dagelijks naar de mis gingen en zo… Maar je kunt het niet echt als voorloper van de Katholieke Actie beschouwen.

Ik heb een tijdje in onze fabriek gewerkt, maar niet lang, want ik had een àndere roeping. Ik ben een ‘religieuze-in-de-wereld’ geworden. Ik ben in 1930 toegetreden tot de Sociëteit, toen ik 21 jaar was.

‘’’Kunt u wat meer uitleg geven?’’’

Ik ben bij de ‘’’Sociëteit van Maria’’’. Dat is een beetje de ‘pendant’ van de ‘Sociëteit van Jezus’ of de Jezuïeten. Het is gesticht door een Jezuïet in 1790, tijdens de Franse Revolutie, toen kloosters verboden waren in Frankrijk. Die Jezuïet dacht: “eigenlijk geeft ge u in ’t diepst van uw hart aan de Heer en dat kan zonder kledij en klooster”. Hij ontmoette Juffrouw Adelaïde de Cicé, die zich toen al bezig hield met de armen, mensen thuis ging verplegen, kinderen leerde lezen en schrijven, catechese gaf… Er waren niet zoveel hospitalen en er was nog geen schoolplicht en zo. Ze wilde religieuze zijn. Die twee hebben mekaar ontmoet en onze Sociëteit gesticht.

We willen religieus leven midden in de wereld. Uiterlijk zoals alle andere mensen. Geen privileges, geen status… Nu eert men de religieuzen niet meer zo, maar toen wel, hé! Binnengaan in ’t klooster was toen promotie. Bij ons dus niet. We doen de Geloften op een speciale manier.

In die tijd was dat absoluut niet geweten: wij mochten daar niets over zeggen! Niemand wist dat ik toegetreden was. Ik zou nooit in een klooster kunnen gezeten hebben. Ik heb graag die vrijheid en tezelfdertijd die loyaliteit die je moet hebben tegenover je oversten. Want ze zien u niet, ook niet hoe je leeft, je kunt eigenlijk van alles uitsteken… We hebben regelmatig vergaderingen en we leven apart. Sommigen wonen in een huis van de Sociëteit. We hebben een Vlaamse en Waalse Provincie, maar zijn missionaris over heel de wereld: Japan, Pakistan, Zuid-Amerika, Rwanda … Bijna de helft van ons zijn missionarissen. Wij zijn een Pauselijke Congregatie. De Bisschop heeft niks te zeggen aan ons. Het bisdom had ons ook niet op dezelfde manier nodig als de andere religieuzen, want wij blijven in ons beroep. Tenzij de Sociëteit ons nodig heeft.

‘’’Suzanne Lowie’’’ (de zuster van Kanunnik Lowie) was ook in onze Sociëteit. Ze was de novicemeesteres. En ‘’’Suzanne Wâuters’’’ ook, die voorzitster was van de koepel van de Vrouwelijke Jeugd (VJVKA) hier in het bisdom. Ik kende Suzanne Wâuters - we woonden allebei in Tielt - en zij leerde mij de Sociëteit kennen. Al moest ze vooraf toelating vragen om daar met mij over te spreken!

ROBERTE: Ik wist officieel niks van die Sociëteit, mocht niet weten wie daar bij was… Maar natuurlijk merkte ik ook dat Yvonne vaak met die andere vrouwen naar een vergadering of bijeenkomst moest. Ik had wel vermoedens maar was er eigenlijk niet geïnteresseerd in. Yvonne heeft me dan wel eens verteld over de Sociëteit. Maar Suzanne Lowie deed lelijk tegen me, dat ik ‘’tegen niemand mocht zeggen wat ik daarover wist’’. [1]

ROES: De meeste leden van die Sociëteit kwamen uit de burgerij, uit rijke families. Dat was dus een soort religieuze orde voor leken. Ze deden een soort (geheime) belofte en kregen een opdracht binnen de Katholieke Actie. Hun huis heette ‘Familia’. Waren o.a. lid: Maria Waelkens (van VKBJ), Henriette Decuyper, Hélène Barbier, Suzanne Wâuters (van BJB EN VJVKA), Suzanne Lowie, Yvonne Van Maele…


‘’’En hoe kwam u dan in VKSJ terecht?’’’

YVONNE: Die zomer 1930 was er een Eucharistisch Congres in Mechelen. Ik ging daar op m’n eentje naartoe om Pater Matteo te zien. Dat was een apostel die de wereld rond ging om de Heilig Hart-devotie te promoten en de toewijding van de gezinnen aan het Heilig Hart. (Ja, da’s van die tijd, hé) Ik was toen al postulante. Op de trein ontmoette ik Mijnheer Lowie, die van zijn zuster wist dat ik op die trein zou zitten. Daar heeft hij gevraagd of ik voor VKSJ wou werken. En dan moest ik meteen al in Mechelen een groep VKSJ’ers van West-Vlaanderen leiden! Maar ik heb ze wel laten staan op de koer, om naar Pater Matteo te gaan luisteren, hé! (lacht) Zo is dat begonnen… Op dat moment bestond VKSJ dus al, misschien een paar maanden. Dat was nog geen grote groep. Ik woonde in Tielt en zo kende ik ook Mr. De Smet, die hier onderpastoor was. Ik kende hem zeer goed.

‘’’Welke functie had u?’’’

Hélène Barbier was de eerste ‘voorzitster’ en ik was ‘schrijfster’. Zo noemden we dat. Maar we deden eigenlijk hetzelfde werk. We verdeelden gewoon het werk. Hélène werd (vóór mij) aangesproken door Mr. Lowie. Ik weet niet hoe. Zij bleef lesgeven in St. Andreas, de normaalschool in Brugge.

We hadden een ‘Comité’: Mr. Lowie, Hélène en ik. Met ons drieën beslisten wij alles, bereidden we de studieweken voor, leidden we die activiteiten…

Ik moest heel dikwijls Hélène vervangen, omdat ze ziekelijk was en weinig tijd had. Toen ze zich terugtrok ben ik voorzitster geworden, maar dat was helemaal hetzelfde voor mij. Die titel deed er niet toe. Ik was fulltime bezig met VKSJ en VKBJ (studiekring in Tielt, als lid). Ik ben 17 jaar in de beweging gebleven…

‘’’VKSJ is ontstaan als Katholieke Aktie-beweging voor studenten, in de scholen. Vanwaar de behoefte om K.A. via een “beweging” (die ze speciaal moesten oprichten) in de scholen te promoten? Kon K.A. niet evengoed binnen het onderwijskader gebeuren?’’’

Nee, wij hebben dat direct breder gezien dan de scholen: we hadden ook vakantiewerking. Katholieke Actie moest overàl zijn, hé! Als je studeerde in de scholen, als je thuis was op de parochie… We zijn misschien niet meteen op de parochie begonnen, maar toch gauw.’’ (noot: we vinden o.a. 1937 als datum)’’ En dan gewestelijk: gewestelijke studiedagen…

‘’’We lazen inderdaad: “vanaf de beginjaren was er ook vakantiewerking, vooral parochiaal georganiseerd, met meisjes van diverse kostscholen. Dit was eigen initiatief van jonge leidsters.” Dit waren dus geen aparte groepen?’‘’

Aparte groepen? Toch wel, hé. Maar ze waren wel lid van één VKSJ. De leden werden gerekruteerd in school. (Ik heb al de pensionaten gedaan om dat in gang te steken, om te spreken over VKSJ. Je mag niet vergeten: VKSJ was een dankbare afwisseling voor wie een hele week op school zat!) En dan kregen de parochiale leidsters de namen van wie in VKSJ was, om hen te kunnen uitnodigen in de vakantie, voor activiteiten per parochie of gewest. Dat kon een studiemoment zijn, of een eucharistie… Maar je was VKSJ’er overal en gelijk waar je was.

‘’’Welke activiteiten organiseerden jullie zoal?’’’

We hadden dikwijls ‘’’studiedagen’’’. Zo’n studieweek – voor leden en leiding - duurde 4 à 5 dagen in ’t groot verlof. Wij hadden ook – ik weet niet of ze dat elders hadden – de ‘’’Pedagogische Dagen’’’. Dat was in het paasverlof, voor de leiding. Vooral Zusters van pensionaten kwamen daar naartoe, maar ook leerkrachten… Dat was toen belangrijk, hoor! Wij hebben echt dingen moeten openbreken. Want in die tijd… als ze in de catechismusles aan ‘het huwelijk’ kwamen, werd er een kaarsje aangestoken en werd die les vlug gegeven! Priesters waren niet op de hoogte van de realiteit. Ook Mr. Lowie dacht bijv. dat alle gezinnen nog een paternoster lazen ’s avonds… Maar we deden dat niet! Ja, misschien in de vasten… Ik heb hem dat dikwijls gezegd. Die studiedagen en pedagogische dagen braken echt dingen open, voor degenen die er naartoe kwamen.

Heel in ’t begin ging ik ook naar de scholen om ‘’’studiekringen’’’ te geven. Dat kon rond van alles gaan, rond persoonlijkheid opbouwen en zo. Om de maand ging ik naar ’t Fort in Kortrijk, naar Anzegem… maar later werd dat VKSJ-vergadering i.p.v. studiekring. Dan werd het meer JEUGD-beweging, dan kwamen ook de Vaardigheden. Die zijn er tamelijk rap gekomen.

‘’’Wat meer uitleg rond die vaardigheden?’’’

Meisjes moesten een examen doen, rond een ‘vaardigheid’. De leden van Tielt kwamen dan bij mij aan huis om dat examen af te leggen. Ik vond dat eigenlijk niet zo goed. Zo was er de vraag: “wat is Katholieke Actie?” - antwoord: “deelnemen aan het hiërarchisch apostolaat van de kerk”. Ze leerden dat gewoon vanbuiten en verstonden waarschijnlijk niet wat ze zeiden… Ik had er altijd compassie mee! ‘’(lacht)’’

ROBERTE: Meestal nam ik die examens af tijdens studiedagen of kampen, ’s avonds. En het is juist dat ze moesten blokken daarvoor. Er waren theoretische (algemene) vragen over de K.A., en dan een gesprekje om te kijken voor welke vaardigheid ze kozen (of dienden). Ik ging meestal vlug over tot dat gesprekje (lacht). Die Vaardigheden en examens waren voor meisjes die afstudeerden in de middelbare school en toch in VKSJ wilden blijven, bijv. als parochieleidster. Meneer Lowie schreef daar een Vaardigheidsboekje voor. Ik denk dat ze iets kregen na die examens – waarschijnlijk een schildje.

‘’’Er is het Vaardigheidsboekje (1938) van Mr. Lowie, en dan een nationaal boekje dat volledig daarop gebaseerd is, maar met een andere naam. Sommige stukken zijn létterlijk overgenomen, maar Mr. Lowie gebruikt die termen niet. We vinden bij hem o.a. drie ‘ordewoorden’ (Eucharistisch godsdienstig - engelachtig rein - apostolisch werkzaam) en ‘eretitels’ (Zonnige Jeugd - Blauwe Jeugd – Kerkejeugd). Dit alles lijkt op de Schild-Ring-Kransproeven, waar vanaf 1944 [2] sprake is, maar is toch ànders. Die termen vinden we vooral in nationale uitgaven en niet zozeer in West-Vlaanderen. Zijn ze gebaseerd op mekaar?‘’’

Ja, dat kan. Het is mogelijk dat nationaal het een andere naam gaf, of niet zo ver ging… Het zegt me iets, maar ik herinner het me niet zo goed. ’t Is misschien raar om zeggen, maar West-Vlaanderen werkte méér dan de andere! (lacht) Veel initiatieven kwamen van hier, hoor… al werden we precies als achterlijk bezien door de anderen. Mr. Lowie werkte inderdaad dat Vaardigheidsboekje uit, samen met de propagandisten.

ROBERTE: misschien zijn die proeven wel dezelfde als de Vaardigheden, maar ik herken de termen niet. ’t Zou kunnen dat ze na de ene Vaardigheid een Schildje kregen, na de andere die Ring…

‘’’Het Vaardigheidsboekje was bedoeld ‘voor jongere leden’. Waren dat de jongste leden van VKSJ of voor nog jongere leden (de Jong-VKSJ)?’’’

Dat weet ik niet zo goed meer. Als ze een proef gedaan hadden, kregen ze een gekleurd lintje. Dat ging rond serieuze dingen, hoor. Dat was echte vorming. We wilden op menselijk gebied helemaal ontplooien en niet enkel religieus! Ik zou niet meer willen terug in de tijd gaan. Absoluut niet. Zelfs nu, in tijden van crisis van geloof en van macht. De Kerk is nog te machtig, maar enfin… Toen de Joden meegesleurd werden uit Babylonië, hadden ze geen tempel mee, geen rituelen, geen priesters… maar dan hebben ze de échte God ontdekt! Als je ’t goed bekijkt, hebben we in deze tijden een kàns: om niet meer geëerd te zijn, niet meer de macht te hebben, maar van echt kristen te zijn. Velen wanhopen, maar je moet niet wanhopen. We kunnen weer naar de kern gaan!

‘’’Bedoelt u met algemene vorming ook maatschappelijke thema’s? Zoals bijv. rond vrouwenstemrecht na de oorlog…’’’

Nog niet zodanig… Alleszins wel in de ‘’’School voor Katholieke Actie’’’. Maar misschien niet zozeer in VKSJ. Die School voor Katholieke Actie kon je volgen na je studies. Ik heb het in 1930 gevolgd. Dat was een cursus gedurende heel de vasten, in ’t Frans, in Brussel. Dat was zeer interessant. Over socialisme, liberalisme, communisme, over psychologie, een beetje over van alles, om ons te vormen tot leidster. En ik heb het één keer ingericht in Oostkamp (Kroonhove) met het VJVKA. [3]


De verjonging, jeugdbewegingsgedachte

‘’’De eerste ideeën hierrond groeiden midden jaren ’30, vanuit het inzicht dat jongeren niet blijvend konden aangesproken worden door studie en optochten. Waarom? Er was toch een groeiend succes? Deze verjongingsgedachte groeide amper vijf jaar na de start. Wou men het succes uitbreiden, hoe jonger ‘gebonden’, hoe beter? Of kadert het gewoon in de tijdsgeest? In 1934 startte immers ook de Chiro…’’’

Christine d’Hemptinne [4]

(internationale en nationale leidster) gaf mij een dik boek dat ik moest lezen. Dat was een boek vertaald uit het Duits, over jeugdbeweging. In Duitsland bestond dat al. Ik moest daarover spreken op de eerste bijeenkomst in Rome (1934, bij het sluiten van het H. Jaar) voor al de Katholieke Actie-groepen. Zo leerden we wat jeugdbeweging was: jongeren die op tocht trokken en kampeerden en zo. We hebben ons daaraan geïnspireerd. En zo is dat voor ons begonnen:  vaardigheden, cultuur, heemkunde enz. Na Rome hebben we dat uitgewerkt en in 1935 ermee begonnen. Inderdaad tamelijk rap na het begin.

In dezelfde periode is inderdaad Chiro begonnen. Dat was een geest die waaide… Scouts bestond misschien al, maar kwam dan nog sterker op.

‘’’En in 1942 werd de beweging nog méér verjongd: met de Roodkapjes’’’

Hoe dat begonnen is? Ik zei tegen Mr. Lowie: ‘’we zouden toch jonger moeten beginnen’’. We bespraken dat in ons Comité. We wilden het geen VKSJ noemen, maar zagen het toch als een soort VOOR-VKSJ, vanaf 8 jaar. Het was gewoon goed om vroeger te beginnen, om ze te hebben, enfin. Hoe ouder ze worden (ook in die tijd!) hoe moeilijker te krijgen. En dan heb ik het in gang gestoken met Mr. De Smet, die de papieren opmaakte. Hij was daar goed in! Om er een naam en een geest aan te geven…En speciale termen zoals “Doulè”, dat komt ook van hem. Als hij moest spreken, ging het altijd over een figuur. Zoiets uitwerken, dat was zijn manier…

En dan algauw heb ik Miet Haeck aangesproken voor nationale leidster. En Imelda Verstraete voor West-Vlaanderen. Ik werkte meer voor VKSJ, maar we waren nauw verbonden, hé. We waren op de hoogte, we werkten samen, de verantwoordelijkheden waren verdeeld. Mr. Lowie was bestuurder van de twee. En ik ook, in zekere zin. Dat is later (na ’47) misschien veranderd…

M’n nichtje is aan 10 jaar gestorven in een autobrand en zij was het eerste Roodkapje dat stierf. Dat heeft toen in de tijdschriften gestaan.

ROBERTE: Ik heb nooit voor de Roodkapjes moeten werken. Volgens mij was dat wel duidelijk apart van in ’t begin… Yvonne vertelde over haar nichtje dat verongelukte – eigenlijk verloor ook de moeder (haar zus Jeanne) toen het leven. Het gebeurde tijdens een autorace in Frankrijk, waar een racer in het publiek reed en dus Jeanne en dochter aanreed. Ze kwamen om in een brand. Het broertje was ook zwaargewond, maar overleefde. Dit gebeurde toen ik al weg was van VKSJ, wellicht in ’46.

‘’’Hoe werd het contact verzekerd tussen RK en VKSJ ? Ze zaten wellicht in aparte scholen (VKSJ in pensionaten en RK in dorpsscholen)? Waren de RK wel overal schoolgebonden? Of eerder parochiaal, zoals Chiro? Was er doorstroming van RK naar VKSJ? Hoe lukte dit? Namen VKSJ-leden zelf het initiatief om RK te starten?’’’

Op diocees (provinciaal) vlak was er zeker contact, via de leidsters. De roodkapjes hadden hun eigen leiding, maar we waren zeer verbonden. Op parochiaal vlak voelde een Roodkapje absoluut dat het dezelfde beweging was. Hun leidsters waren VKSJ-leden.

ROES: ik begon met de Roodkapjes in Blankenberge, toen ik VKSJ-lid was in het Regentaat van Tielt. Het waren inderdaad VKSJ-leden die RK-leidster waren, maar ook VKBJ-leden. VKSJ zat in het Lager Middelbaar – en Roodkapjes op de parochie. Zij kwamen de zaterdagnamiddag samen.

‘’’Die leidsters hadden dus een dubbel engagement?’’’

‘(verbaasd)’ Ewel ja. Dat waren gelijk de groepsmeisjes. Die hadden binnen de VKSJ een engagement en de roodkapjesleidsters hadden een engagement bij de jongere VKSJ… Wij maakten daar zo geen verschil van.

‘’’Welk soort activiteiten deden de Roodkapjes?’’’

Geen studiemomenten, maar spel. Echt spelen. We gaven wel ‘de gedachten’ mee, hoor. Als ze bijeenkwamen was er een woordje…


Rond de oorlogsjaren

‘’’Hoe kon je blijven werken tijdens de oorlog? Hoe kon je afstanden afleggen en contacten onderhouden met groepen en tussen groepen?’’’

Oh, dat ging zeer goed, hé. We hebben dan onze beste tijden gehad! We gingen tot 10.000 leden! De meisjes hadden niks meer, ze mochten niet ver meer gaan, er was dus niks anders. Trouwens, àlle bewegingen bloeiden in de oorlog. We moesten een soort pas (“schein”) hebben om ons te verplaatsen. Ik heb er bijv. gehad om te gaan spreken in Oostende en Knokke. Vooral naar de kust mochten we niet zonder pas. Ook niet naar Poperinge. Zo’n pas mocht je één keer gebruiken. Elke keer moest je een nieuwe pas vragen aan het gemeentebestuur. ’t Was allemaal per fiets, hé. Of met de tram… ’k Heb dikwijls de tram genomen naar Brugge. De auto mochten we niet gebruiken. Maar dat ging, hé. Wel, wel…

ROES: ik herinner me dat we clandestien naar bijeenkomsten gingen in de oorlog, met een valse pas! Vanaf de kust mochten wij niet weg. Er was een spergebied van 10 km, we mochten dus maar 10 km weg. Dus gingen we ’s avonds met de laatste trein naar Brugge, omdat we wisten dat er dan geen soldaten opzaten en er dus geen controle was, we sliepen in Brugge, we gingen naar een studiedag en kwamen met de eerste trein ’s morgens terug. Of we gaven een “schein” door. Ja, we deden gevaarlijke dingen toen. Mochten we gesnapt worden, dan werden we opgesloten.

‘’’En kwamen de groepen ook samen voor activiteiten?’’’

Ja, zonder probleem. Maar ik weet niet of we dan nog optochten hadden.

GASPARD: nee, zeker geen optochten! Dat mocht niet!

‘’’Een Zuster van de Maricolen vertelde ons dat ze hun uniform moesten wegstoppen onder hun mantel, zodat de Duitsers dat niet zagen.’’’

‘(aarzelt)’ Dat weet ik niet. De Duitsers wisten dat het bestond… Er zijn misschien gewesten waar het strenger was, dat is mogelijk, hoor. ’t Was een beetje volgens de burgemeester die al of niet meewerkte, al of niet Duitsgezind was…

GASPARD: met de KSA moesten we inderdaad ons uniform wegstoppen.

ROBERTE: ik herinner me dat niet bij VKSJ. Misschien waren ze strenger naar jongens toe? Het uniform van KSA was ook militanter.


Over de Zedigheidsactie

‘’’Het summum vinden wij de Zedigheidsactie. Hoe is dat gegroeid? Deed de paus een oproep tegen alle slechte invloeden?’’’

Ik heb daaraan meegewerkt aan de kust. Ongelooflijk (lacht). Die Zedigheidsactie was gegroeid buiten VKSJ, maar ik werkte eraan mee langs VKSJ. Ik ging - voor de oorlog - in Middelkerke bij elke villa aanbellen en briefjes afgeven. (noot: de familie Van Maele verbleef vaak in Middelkerke, waar ze een villa hadden)

Er kwamen toen veel Duitsers naar onze kust en men beweerde dat zij onze zeden bedorven. En dat zij dat wilden doen om ’t volk zwakker te maken, voor de oorlog. Ik weet niet of dat juist is, maar dat werd ons gezegd. “Dat komt allemaal van de vreemde, van de Duitser”. Maar zij waren inderdaad veel losser dan wij.

De commissaris van Middelkerke (Mijnheer Bertrem) was bijv. heel streng. Je moest maar uit het water komen en niet direct uw mantel (“sortie de bain”) aandoen of daar was een agent om u op te schrijven. En je moest betalen.

‘’’De Zedigheidsactie werd dus niet enkel binnen de Katholieke Kerk gevoerd?’’’

Die commissaris was christen, hé. En in Middelkerke was dat gemeentereglement. Ik denk overal zo’n beetje. De Kerk had wel veel invloed, maar ’t was toen de gangbare cultuur.

We komen van ver, hoor ‘’(lacht)’’. Allée, ik speelde tennis in de jaren ’20 en ik wou een schoon wit kleedje hebben, met korte mouwen. Mijn mama wilde dat niet. We hebben ruzie gemaakt in de winkel! Ze heeft uiteindelijk toegegeven, maar ’t was niet van harte, hoor. En mijn ouders waren nochtans zo breeddenkend en helemaal niet ouderwets… De mouwen moésten tot aan de ellebogen zijn. En de zwempakken moesten in één stuk zijn. Ik heb dat lang gehad. Gelukkig niet meer met mouwen… Voordien waren de badpakken zelfs met een rokje!

Wij hadden toen bijvoorbeeld ook een soort rekker, waarvan je de lus over je schoen moest doen en het andere eind aan je rok vastmaken. Zo kon je rok niet omhoog waaien! Sommigen vonden dat meisjes niet per fiets mochten rijden, hé.

‘’’Kon jij er met veel overtuiging aan meewerken?’’’

Ja! Ik had die overtuiging. Maar ‘k ben veranderd (lacht). Ik ben mee geëvolueerd. We zijn nu ook van onze tijd – net als toen. Er was niks anders.

‘(leest in een artikel met naam onder, dat we tonen)’ “Jong VKSJ – zedige kledij – geen grote insnijding – geen ontbloting…”

Ik kreeg een grote bemerking van Mr. Decuyper – diocesaan proost van VKBJ – op mijn afscheidsfeest voor VKSJ in Kortrijk. Ik stond op ’t podium te spreken en ik had nylon kousen aan. Ik had die gekregen van klanten uit Amerika. Dat was inderdaad nog nieuw hier. Maar dat was een schandaal! Dat Yvonne Van Maele met doorschijnende kousen op ’t podium stond! Echt gebeurd… Toen droegen we nog zijden kousen die absoluut niet doorschijnend waren en moesten hersteld worden. We noemden dat de ‘Lamiroy-kousen’. In die tijd droegen we korte sokjes tot 15 à 16 jaar. Maar we mochten tijdens de oorlog plots geen ‘soketten’ (korte sokjes) meer dragen, door Mgr. Lamiroy. We moesten plots ondoorschijnende kousen dragen, die een beetje dik waren en lang genoeg… We verkochten die zelfs met VKSJ!

ROBERTE: ik moest die verkopen. Twee vrouwen uit Roeselare breiden die kousen, staken ze in grote zakken en ik sleurde ze mee per trein naar Rumbeke (thuis) en dan per trein naar Tielt (secretariaat). De pensionaten konden ze daar kopen. Heel die toestand (zeg maar “dat kruis”) heeft twee-drie jaar geduurd! Heb ik gesleurd met die stomme kousen!!! [5]

YVONNE: De evolutie is in de laatste eeuw enorm geweest, hé. Ook voor de vrouwen. Ik heb geweten dat het stemrecht begon, dat ik eindelijk mocht stemmen! Maar in sommige landen is ’t nù nog verschrikkelijk voor de vrouwen…

GASPARD: De Zedigheidsactie ging uit van het VJVKA of het Vrouwelijk Jeugdverbond. Het volwassen Mannen- of Vrouwenverbond had daar niks mee te maken. Binnen het Mannenverbond had je wel verschillende groepen die werkten rond film, cultuur, zedigheid e.d. Zij beoordeelden binnen hun terrein wat door de (katholieke) beugel kon en gaven richtlijnen. Het Mannenverbond gaf zo een brochure ‘De gemeentebesturen en de openbare zedelijkheid’ uit, met richtlijnen aan de gemeenten rond kledij aan het strand. Zij voerden actie aan de kust. Die commissaris van Middelkerke was inderdaad een felle. De ‘’’Zedenadel’’’ (groepje rond Zedigheid) gaf rode schildjes met PX aan de zedige hotels aan de kust, om aan hun gevel te hangen. Die waren O.K. Maar die Zedenadel had in feite niks te zien met VKSJ. Iedere man die echt christen was deed eraan mee! Je moet begrijpen: het VJVKA (en JVKA) waren koepels en geen aparte organisatie. Bij de volwassenen (Mannenverbond en Vrouwenverbond) waren dat geen koepels, maar zelfstandige organisaties. Met eigen leden en eigen activiteiten. Na de schoolstrijd is uit het Mannen- en Vrouwenverbond STRADA ontstaan (samensmelting).

ROES: Die Zedigheidsactie was trouwens vooral bij volwassenen. Ik herinner me dit nog levendig, want aan de kust was er veel rond te doen. Mijn broer heeft nog slogans met pek aangebracht op de dijk, tegen vrouwen met lange broeken: “A bas la toilette scandaleuse!” Dat was als de ‘pyamabroeken’ opkwamen. Tot dan bestond de broek niet voor vrouwen, hé. Met pek, dus dat bleef er zeer lang op staan! Ze kregen dat niet uit. Hij heeft daar trouwens voor in de bak gezeten.


Rond de samenwerking met VKBJ, KSA

‘’’Klopt het dat VKSJ en VKBJ tot 1935 hetzelfde secretariaat hadden? Hoe kwam dat? (persoonsgebonden?) Was er doorstroming van de ene naar de andere beweging? Hoelang duurde dit contact, deze samenwerking?’’’

Wij hadden meest contact met “VKB” (Burgersjeugd). Waarschijnlijk per toeval, omdat de twee dioceesleidsters in Tielt woonden en vriendinnen waren. Maria Waelkens (jaar jonger dan ik) was diocesaan leidster van VKB. Suzanne Wâuters was plaatselijk leidster van BJB (Tielt) en later diocesaan leidster van VJVKA (voor Bisdom). Ik ben begonnen in de Katholieke Actie samen met haar. Ik voerde haar als ze moest gaan spreken. Of als ze ziek was, moest ik in haar plaats spreken…

VKSJ en VKBJ hadden wel een beetje hetzelfde publiek ook. Onze leden gingen meer naar VKB of naar BJB dan bijv. naar VKAJ. VKAJ rekruteerde niet in de pensionaten. Soms hun leidsters, maar geen leden. De boerenjeugd was wel in VKSJ, omdat ze in pensionaten zaten, maar ging daarna naar de BJB. Wij haalden onze leidsters ook uit VKBJ.

ROES: Er was doorstroming van de ene naar de andere beweging – naar VKBJ of naar VKAJ. (noot: dit wordt wat tegengesproken door Yvonne, zeker wat VKAJ betreft) Men was niet in VKSJ én VKBJ, maar men ging bijv. van VKSJ naar VKBJ. Mr. Lowie was trouwens ook diocesaan proost van VKB én van VKS! In Blankenberge was er concurrentie tussen VKBJ en VKAJ, maar VKSJ stond daar wat vrijer in.

GASPARD: VKBMJ is latere term voor VKBJ. Eerst B van Burgerjeugd, uitgebreid met M van Middenstandsjeugd. De jongens noemden van in ’t begin KBMJ.


‘’’Was er contact of samenwerking met KSA?’’’

Niet speciaal. Dat was nog niet zo gemengd, hé. Kanunnik Dubois kwam veel bij ons, omdat hij zo bezield kon spreken. Maar hij had niks te zeggen in VKSJ. KSA was ook wel een studentenbeweging, maar er was absoluut geen samenwerking. Dat was de gewoonte niet. Ik denk dat Kanunnik Dubois en Mr. Lowie wel eens samen kwamen, maar dan eerder contact als priesters, niet in het kader van de beweging.

GASPARD: natuurlijk was er veel contact tussen Dubois en Lowie! De diocesane proosten van bewegingen kwamen (gestructureerd – misschien om de twee maanden) samen. Ze zullen daar wel gesproken hebben over de bewegingen…

ROES: VKSJ was volledig los van KSA. Geen contact, geen verband. Totaal andere werking.


Rond Waalse Jeugdverenigingen

‘’’Werkten Vlaamse Jeugdverenigingen nauw samen met hun Waalse tegenhangers?’’’

De Waalse tegenhanger van VKSJ was de JEC (Jeunesse Estudiantine Catholique Féminine), en ACJBF (Action Catholique Jeunesse Belge Feminine) was de Waalse tegenhanger van het VJVKA. Christine d’Hemptinne was voorzitster van Vlaanderen èn Wallonië.

GASPARD: ACJBF was een zelfstandige organisatie, terwijl het VJVKA louter een koepel was.

YVONNE: In Wallonië had je ook de aparte bewegingen: de JIC (burgersjeugd, dus Waalse VKBJ) en de JEC (studerende jeugd)… Ik herinner me een Congres in Parijs van de JEC. Ik kende heel goed de nationale leidster van de JEC, Betty van Elewijck. En je had ook de Waalse JAC (Boerenjeugd) en JOC (Arbeidersjeugd). De Arbeidersjeugd was minder bezig met Katholieke Actie dan de andere bewegingen, en meer met de waardigheid van arbeiders, o.a. door Cardijn.


Over de secretariaten

We waren met 3 dioceesleidsters in Tielt en hadden ons secretariaat samen, in het privé-huis van Suzanne Wâuters (in de Kortrijkstraat, Tielt). Dus VKSJ en VKBJ en VJVKA. (Al weet ik niet of er veel secretariaat was aan het VJVKA, hoor – dat was toen niet veel). ’t Was meer secretariaat van VKSJ en VKBJ. Hier in Tielt, omdat we hier woonden èn voor niks dat secretariaat hadden. Dat was gemakkelijk. We gebruikten een apart deel van het grote huis. Dat deel had een grote deur, zodat het op een garage leek. Er was één secretariaat voor West-Vlaanderen, ja.

Later mochten we een klein huis (van Suzanne Wâuters) gebruiken in de Ieperstraat. Jeanne Morael van Antwerpen – ook van onze Sociëteit – sliep daar dan. En nog later trokken we weer naar de Kortrijkstraat. Ook Roberte Verholle was daar.

ROBERTE: ik heb inderdaad in de Kortrijkstraat gewerkt (1938 tot 1944?), in één van de drie kleine huisjes nààst de privéwoning van Suzanne Wâuters. Dat was eigendom van die familie, ze hadden wel 90 eigendommen in Tielt. Op donderdag kwamen al die pachters hun pacht betalen. Later zijn we verhuisd naar de Kastanjeboomstraat “voor het gemak van Mr. Lowie”, maar tijdens de oorlog teruggekeerd naar Tielt. ‘’(noot: dit herinnert Yvonne zich niet)’’

YVONNE: Dat huis in de Ieperstraat is nog terug te vinden, rechtover de dekenij. Het is wel verbouwd en het zal nu een ander nummer hebben. Misschien zou ik nog kunnen zeggen welk huis het is. Het huis van Suzanne Wâuters in de Kortrijkstraat is gesloopt en heel Tielt is daar kwaad voor. De Fortis-bank heeft het als eigenaar helemaal weggedaan.

Later was het secretariaat in de Kastanjeboomstraat in Brugge, rechtover het huis van Mr. Lowie. Zijn huis was nr. 19, het onze nr. 18 of 16. Dat was een klein huisje, wij hadden daar de bovenverdieping. Waarschijnlijk huurden we dat met twee bewegingen… Niet meer met VKBJ. Dat was het laatste secretariaat dat ik meemaakte. Dat huis zal nu nog wel hetzelfde zijn.

ROBERTE: niet met twee bewegingen, volgens mij. VKSJ gebruikte de benedenverdieping. Er lag ook heel wat materiaal van Mr. Lowie (van zijn Missieaktie). Het was een ‘wak’ (vochtig) huis, want het ligt aan de reien.


Rond kamp- en vormingshuizen

‘’‘Kroonhove is een begrip bij oud-VKSJ’ers. Kunt u daar iets over vertellen?’’‘

Jullie spreken niet van het ‘’’Kasteel van Wakken’’’? Tijdens de oorlog zijn we dààr veel geweest. Dat was vóór Kroonhove. Vooral VKB (met Suzanne Wâuters) en VKSJ gebruikten dat én richten dat in. Het was van de Katholieke Actie en iedereen mocht daar gaan…

Ik herinner me de leidstersvergaderingen in Wakken, voor de groepsmeisjes of propagandisten. We hadden dan een kampvuur ’s avonds en zaten rond die vijver. Ik herinner me dat het eens veel te koud was, we hebben dan op onze matrassen in de keuken en de eetzaal gelegen. Kan. Dubois (van KSA) gaf ons daar veel vorming. Dat kasteel van Wakken bestaat nog. Het is gekocht door mensen die er nu ook wonen. Het is niet zo groot. We waren er nooit met grote groepen. Maar we konden het op een bepaald moment niet meer huren en zo is Kroonhove er gekomen. Misschien hadden we nog een tijdje de twee samen, dat weet ik niet meer.

Ik heb ‘’’Kroonhove’’’ gezocht en ben bij de notaris geweest in Oostkamp. We hebben dat in 1946 gehuurd voor 18 jaar. Eigenaar was Rotsart de Hertaing. Nu woont het gezin Lebbe er.

ROBERTE: In Wakken (o.a.) heb ik examens afgenomen tijdens de studiedagen of kampen… Kroonhove heb ik niet meer gekend.

‘’’Waar haalde VKSJ de financiële middelen daarvoor?’’’

Mr. Lowie kon goed schooien, hoor. Wij hebben dat gebouw ingericht. Gordijnen van onze fabriek, en bedden…

Ik heb daar eens School voor Katholieke Actie gegeven, met het VJVKA. Dat duurde zes weken. Maar dat is er maar één keer doorgegaan. Onze Studiedagen moesten we doen in een kostschool, want er waren te weinig bedden in Kroonhove (30 à 40?). Er gingen veel Roodkapjes-groepen naartoe, maar nooit de grote massa.

‘’’Kende u het Zonnig Huis - Waar was dat?’’’

Het Klooster van de Zusters Haverloo in Assebroek – ja, daar zijn we veel geweest. Tijdens de oorlog, denk ik. Dat is nu een school. Maar vroeger was het een pensionaat van Franse Zusters die gevlucht waren uit Frankrijk, begin vorige eeuw. Rond 1900 was er een wet Combé (?), die verbood aan Zusters om school te geven. Het Laïcisme liet dat niet toe. Die Zusters zijn dan naar hier gekomen, en hier gebleven.

ROBERTE: Wij spraken van Sainte Marie d’Haverloo…

‘’’Waren er nog speciale huizen of plaatsen?’’’

Onze studieweken deden we in scholen: Ten Doorn (Eeklo) of in H. Familie (Tielt),… omdat het groot was en gemakkelijk. Maar dat was dan meestal nationaal, hé. We gingen ook veel naar Poeke (bij Tielt). En naar Hollebeke zijn we ook geweest, naar een open kasteel waar niks was. We moesten op stro slapen, of op zo’n bed dat je mee deed. Daar hebben we ook een kamp gehad in de vakantie voor de laatstejaars. Op zo’n kamp deden we van alles, onze vaardigheden, wandelingen en volksdansen… Eigenlijk hetzelfde als in ’t jaar, maar ludieker.

ROBERTE: Poeke heb ik ook meegemaakt. Ik ging dan mee op studiedagen, om te helpen bij de organisatie en verkoopstand.


Rond Wet - Liedjes – Gebeden – Spreekkoren

‘’’Kent u er nog? (+ situeren periode) Wat is een spreekkoor precies? Kunt u een voorbeeld geven?’’’

‘’De Paus ons wenkt en Jezus schenkt…’’ Ik zie ons nog staan in Anzegem op ’t podium, allemaal in ’t blauw! Een spreekkoor was: zingen en spreken met velen, in koor – op een thema – met gebaren en stappen. Een bepaalde tekst gemaakt voor dié dag, voor die groep. Ik herinner me nog een schoon spreekkoor in de duinen van Mariakerke, maar dat was met VKB. VKSJ deed dat ook, op gouwdagen en zo. Maar ik heb de indruk dat VKSJ het wel minder deed dan VKB.

Wij zongen veel ‘’Evviva Pio Undecimo’’. En dan nadien ‘’Viva Pio Duodecimo’’. We moesten niet veel veranderen aan de tekst…

ROES: ‘’(zingt op cassette het liedje van de Roodkapjes)’’ ‘’Roodkapjes zijn wij altegaar – Doulé - Tot dienstbaarheid staan w’altijd klaar – Doulé - En vrij en vrolijk… blij - Zo moeten elk roodkapje zijn - Zo moeten elk roodkapje zijn - Doulé’’

Ik herinner me ook een spreekkoor van VKB in Mariakerke, in het klein duinenkerkje (Ensorkerkje). Daar stond een altaar van St. Cecilia – speciaal voor hen. Dat was in verband met de Zedigheidsactie. Dat kerkje (of altaar?) werd ingehuldigd met grote tamtam. Daar werd een spreekkoor opgezegd van Pater Boon, die ook het H. Bloedspel geschreven heeft. (‘’zingt’’) ‘’Wij zijn de meisjes van de zee - in onze jonge haren - heeft altijd de wind gespeeld van de zeeën - Onze hunkerende ogen vol jeugd - Hebben steeds gepeild naar eindeloze…’’

Ik weet niet of VKSJ daarbij was. We zegden dat met een hele groep – of afwisselend – met gebaren… VKSJ had alleszins ook van die massabijeenkomsten.


Rond Data en Activiteiten

‘’’Wat betekenden de Romereizen in 1934 en 1947?’’’

Die reizen waren met andere bewegingen samen – internationaal. Ik heb ze alle twee meegemaakt. Ik ben in ’47 gestopt met een Romereis, ja. Dat duurde een week en was georganiseerd om de voornaamste plaatsen van Rome te bezoeken, om daar veel te zien. We waren nogal vrij. En er waren ook bijeenkomsten, waar er werd gesproken over Katholieke Actie. Op die eerste Romereis is er zo gesproken over ‘Jeugdbeweging’ en is dat daarna stilletjes begonnen.

‘’’We merken dat er vakantie-activiteiten doorgingen in september. Lagen de vakanties toen anders?’’’

ROES: de vakanties begonnen rond de 20e juli – tot half september.

‘’’Hoe kreeg je leden toen naar nationaal-georganiseerde studiedagen? Dat was toch een grote afstand en vervoer niet zo simpel?’’’

Waarom zou dat niet gaan? Natuurlijk kwamen niet àlle leden. Meestal de groepsmeisjes en de leidsters, dus degenen die echt apostolaat deden, “begerig waren om de mensen bij de Heer te brengen” (zoals wij dat toen zagen). De andere leden - of de grote massa – waren tamelijk passief, hé. Nu, ze hebben er toch deugd van gehad, hoop ik! Ik heb dat verschil gezien later: wie in Katholieke Actie geweest was en wie niet. Gemeenschap, groep kunnen maken! Leren delen. Het is zo’n weldaad voor wie het meemaakt.

ROES: Van elke afdeling gingen twee of drie of vier bestuursleden naar de studiedagen. Ik herinner me een congres dag voor àlle jeugdbewegingen op de ‘cinquantenaire’ (Jubelpark) – Koningin Astrid zou komen, maar ze werd vervangen door haar hofdame. En wij maar roepen “Leve de Koningin! Leve de koningin!” Maar we gingen daar met màssa’s naartoe, met de trein en de tram naar Brussel… Ik herinner me ook een Eucharistisch Congres in Luik, voor alle jeugdbewegingen. We gingen naar met VKBJ met de autobus naartoe. Ach, we verplaatsten ons op alle mogelijke manieren. ’t Gebeurde dat we per fiets naar Brugge reden ook…

‘’’De bisschopshulde in 1947 of 1948 (volgens Urbain Huybrechts 25/4/48) bracht zo’n 4.000 leden naar Mechelen. Hoe is het mogelijk dat je daarvoor zoveel meisjes warm kon maken? In 1939 was er blijkbaar al discussie over het jaarprogramma ‘het geloof’ - teken van een mondige jeugd…’’’

Dat wàs mogelijk, ja!


Rond Methodieken - Uniform

‘’’Wat betekende de Dienstenwerking (rond o.a. missieactie, heemkunde, kunst en cultuur, familiale opleiding, ontspanning …) vanaf 1935 precies? Hoe georganiseerd?’’’

Iemand specialiseerde zich rond een thema om dat aan te brengen. Men mocht zich dan inschrijven in het één of ander. Bijv. in VKB was er ook huishoudelijk hulpbetoon. Wij gingen toen gratis helpen in gezinnen met veel kinderen, of waar de moeder het niet aankon... We kregen daarvoor eerst een soort opleiding. In VKSJ hadden we iets soortgelijk, maar voor andere dingen.

Dat heeft mij – na de oorlog, vanuit de Sociëteit – de inspiratie gegeven om Familiezorg te starten. [6]

ANN D’: In de jaren ’60-’70 was dat een onderdeel van de stage op cursus: ergens helpen in het huishouden, of een zieke verzorgen.

ROES: Ik volgde ‘Familiale Opleiding’ en ik moest daarvoor eerst een aantal vergaderingen of avonden volgen. En dan moest ik mensen gaan helpen. Je kreeg een soort getuigschrift: van Familiale Opleiding, of van Kunst en Cultuur…

‘’’Wanneer is men met de Ring gestart?’’’

Hou ende trou! Die ring was een idee van Mr. De Smet. Mijn ring heb ik afgegeven, hier in een kapel in Tielt, aan Onze Lieve Vrouw ter Ruste. Ik zei: “Onze Lieve Vrouw, ik zal u deze ring geven”. En als ik later eens ging, was hij er niet meer.

ROBERTE: ik heb die ring nog altijd!

‘’’Droegen jullie het uniform als je toespraak hield? Of cursus gaf?’’’

We hebben twee uniformen gehad. Eerst het kleed (bleekblauw) en dan rok en bloes. We hadden ook een das en de bleekblauwe pots. De dioceesleidsters droegen dat ook. Misschien niet om studiekring te geven, maar wel in al de bijeenkomsten van meisjes.

Mijn zus heeft nog een uniform van de JEC. Ze was hier in VKSJ, maar ze is dan in ’t pensionaat geweest in Brussel. Ze moesten zelf dat schildje borduren in stof. Ik heb dat allemaal niet meer…

ROBERTE: de familie Van Maele leverde de blauwe stof voor de kleedjes, via een verdeler in Brussel. Ik moest dat in Brussel bestellen…


Rond termen

‘’’De ‘Kernwerking’ situeert zich in de jaren ‘50, maar vroeger was ook al sprake van Kernleden? Was er een verschil met de ‘Groepsmeisjes’ die gelanceerd werden in 1934? Bestond dat in Jong-VKSJ of ook in VKSJ? En betekende ‘Hulpleidster’ nog iets anders?’’’

Ja, wij hadden kernleden! Dat waren degenen die zich meest inzetten. Hetzelfde als groepsmeisjes? Neen – (twijfelt). De kernleden waren meer in de school. Groepsmeisjes waren verantwoordelijk voor een klein groepje. Ik vraag me af of het geen kernleden waren die voor groepsmeisje gevraagd werden – ik weet het niet. Ofwel eerst kernleden en dan groepsmeisjes… een latere term dus.

ROES: in VKSJ had je kernleden. Niet in VKBJ. Dat waren een soort ‘elite-leden’, de beste. Een groepsmeisje was een soort vendelleidster, denk ik.

ROBERTE: ik twijfel ook als er een verschil was, volgens mij was er geen onderscheid. We spraken van de groepsmeisjes. De term hulpleidster gebruikten wij niet. Wel parochieleidster, gewestleidster.

‘’’Wat waren propagandisten precies? Niet gelijk aan leidsters?’’’

Gewestleidsters. Zij waren verantwoordelijk voor een regio of een gewest, zowel in de school als daarbuiten, om uit te voeren wat er op het Comité beslist was. Er waren propagandisten-vergaderingen.

‘’’Klopt dit: VKSJ voor 15-18 jaar ; Jong-VKSJ voor 12-15 jaar ; Voor-VKSJ of Roodkapjes voor 8 -12 jaar?’’’

‘Voor-VKSJ’ zegt mij niks. [7] Misschien zegden we in het begin ‘Voor-VKSJ’ omdat we nog de term Roodkapje niet hadden, toen we erover spraken om het in gang te steken? Maar dan spraken we toch van ‘Roodkapjes’, hoor. Wij gebruikten ‘jong-VKSJ’ zeker niet.

ROBERTE: wij gebruikten niet ‘jong-VKSJ en ‘voor-VKSJ. Dit zegt me niks.

ROES: ‘jong-VKSJ bestond niet in mijn tijd. Dat was bij ons VKSJ vanaf middelbaar (12 jaar) en Roodkapjes vanaf 8 jaar (lagere school).


Enkele anekdoten

‘’’De eik van Vlaanderen’’’ Ze noemden Mr. Lowie “de eik van Vlaanderen”. Hij kreeg die naam op een studieweek in Eeklo. Mr. Tibbaut (Fr. Tibbaut) had daar iets gezegd, waardoor heel de zaal met 400 aanwezigen schaterlachte en hij niet meer kon verder doen… Waarop Mr. Van Bossuyt van VKB naar ’t podium ging, maar die kon ook niet voort… Mr. Lowie ging naar ’t podium en op slag kon hij voortspreken. Toen zegden ze: ‘’dat is de eik van Vlaanderen’’. Hij was ernstig en werkzaam. Hij ‘’zat achter ons’’, het moest gereed zijn! Als we vergadering hadden op ons secretariaat, rechtover zijn huis in de Kastanjeboomstraat, bepaalde hij wanneer je mocht vertrekken om je trein te halen naar Menen, Ieper… Als er iemand rechtstond, zei hij: “nee, nee, je hebt nog 5 minuten”. Hij wist dat en je moest blijven zitten! Georganiseerd! Ik was dat minder… maar dat ging goed samen, hoor.

‘’’Papieren met concept Roodkapjes gestolen’’’ Op een dag had ik een afspraak met mijnheer De Smet. Ik had van hem de papieren gekregen waarop zijn voorstellen stonden i.v.m. de voor-VKSJ die hij Roodkapjes zou noemen. Ik had ze gelezen en misschien ook getypt en we zouden samen alles doornemen. Eerst ging ik naar de ochtendmis en had die papieren in mijn fietszak gestoken. Ik ging elke dag ’s morgens naar de mis. Omdat het oorlog was, en alles gedempt moest gebeuren, en ook omdat hij kon gestolen worden, zette ik mijn fiets niet in het portaal, maar nam hem mee in de kerk en bond hem vast met mijn slot aan een stoel. Achteraan in de kerk stonden altijd kleine stoeltjes gestapeld om ’s zondags aan te vullen. Per vergissing bond ik die keer de fietsketting rond mijn fiets, maar zonder stoelpoot erbij. Ik dacht eerst het slot opnieuw los te maken, maar dan, waarom weet ik niet, misschien wou ik me haasten omdat de mis begon, dacht ik: “’t zou moeten lukken dat ze hem uit de kerk wegnemen, morgen bind ik hem wel aan de stoel”. Dus liet ik het voor die ene keer zo. Bij het buitengaan zag ik echter dat mijn fiets weg was, met papieren en al… Ik ging dadelijk naar mijnheer De Smet: “Moet u nu eens iets weten? Ik ben alles kwijt!” Hij had gelukkig nog een klad. Maar we moesten dus helemaal herbeginnen…

‘’’Benoeming voor VJVKA tegen wil en dank’’’ In 1947 hebben ze mij benoemd – zonder mij te vragen – voor het VJVKA. Na drie jaar heb ik mijn ontslag gegeven. Dat was niks voor mij: niet rechtstreeks, maar overkoepelend werken. Als er ergens studiedagen waren, werd je uitgenodigd - dan moest je op ’t podium staan en niets te zeggen hebben - een klein woordje van aanmoediging… Nee, dat was absoluut niet voor mij. Maar in die tijd kreeg je zo’n benoeming, zonder dat ze ’t vroegen, hé. Ik vond me niet bekwaam om dat te doen! Christine d’Hemptinne gaf op dat moment haar ontslag als nationale voorzitster. Zij kende de twee talen. (Zij was ook internationale voorzitster voor de Vrouwelijke Jeugd) Mr. Lowie telefoneert me een paar dagen later om te zeggen dat Mgr. Lamiroy mij verwachtte. Dat was niet ongewoon, hij praatte gemakkelijk. Maar dan moest ik naar Kardinaal Van Roey. Die was gekend als stijve, zwijgzame persoon. En inderdaad, ik zat daar… en hij komt af… een grote zware mens… en hij zei bijna geen woord. Alleen: “ik benoem u…” Wat bleek? Emilie Arnould van VKAJ was benoemd tot voorzitster van VJVKA, maar ze sprak geen Nederlands. Dus wilden ze een Vlaamse adjunct. Ik was dus ‘maar’ adjunct-leidster, maar ik moest wel naar alle vergaderingen gaan, samen met Emilie. We kwamen wel goed overeen. Maar dat officiële lag mij niet. En het VJVKA was ook niet door iedereen aanvaard. Wel door VKSJ en VKBJ, maar niet door VKAJ en BJB… Die hadden minder contact als beweging.

‘’’Audiëntie bij de paus’’’ Op de Romereis van 1947 is er iets gebeurd. Ik was er toen als VKSJ-leidster èn VJVKA-leidster. We waren met heel de groep (uit alle landen) bij de paus geweest. Maar nadien zeiden ze dat de nationale leidsters mochten blijven voor nog een audiëntie. Die werden dan per land persoonlijk voorgesteld aan de paus! Dus ik dacht: “ik bén dat, voor Vlaanderen”. Maar Christine d’Hemptinne kwam zeggen: “nee, gij niet”. De Vlamingen zijn daar zéér kwaad voor geweest! Ik kon niks doen, hé. Maar Mie-Jo (Marie-Jozef de Moor) – ze is reeds gestorven – die internationale secretaresse was, heeft een paternosterke gevraagd aan de paus voor mij, om mij te troosten (lacht). Maar de Vlamingen waren niet content! Ik weet wel, Emilie Arnould was nationale leidster, maar ik was toch adjunct voor Vlaanderen, hé. Toch straf…

‘’’Telegram naar de Minister van Staat’’’ Mr. De Smet was eens gevraagd om te spreken en hij enthousiasmeerde de meisjes om een telegram te sturen naar Achiel Van Acker, die toen Minister van Staat was, omwille van… ik weet niet meer wat. Maar Mr. Lowie – die er ook bij was – geeft mij een briefje: “je moet dat rechtzetten”. Wij vonden dat het niet paste. We hebben dus gewacht tot Mr. De Smet weg was en dan nam ik het woord. En ik zei dat we dat maar niet moesten doen, dat het niet fijnvrouwelijk was en zo… Die groep van 400 meisjes was éven enthousiast om het niét te doen als daarvoor om het wél te doen! Hoe je mensen kunt meetrekken, manipuleren, hé! In een uur tijd..

‘’’Lutgardis’’’ We hadden kampen voor de laatstejaars. We waren hier op het kasteel in Tielt en Mr. De Smet gaf een conferentie. Hij sprak over de H. Lutgardis, dat was zijn thema! En op een bepaald moment zegt hij: “Lutgardis, waarom ga je naar het klooster?” Juist op dàt moment komt Lutgarde Smis binnen, die 14 dagen nadien naar ’t klooster ging. Dus wij schoten allemaal in een lach, hé! Mr. De Smet kon daar niet goed tegen, dat we lachten… Hij was streng. Maar ’t was een goeie priester, hoor. Zeer gevoelig.

‘’’Dame spreekt Vlaams’’’ We gingen veel naar het Kasteel van Poeke. Die dame was ongehuwd en burgemeester van Poeke. Ze leefde heel alleen in dat groot kasteel. We trokken daar eens naartoe om te vragen of we er drie dagen mochten verblijven, maar we gingen wel logeren in ’t kloostertje van Poeke. Die dame kon niet goed Vlaams spreken. In de laatste formatie bedankten we haar met een boeket bloemen. En nadien zegt ze: “Oh, dat heeft me deugd gedaan – jullie zijn zo vriendelijk – en hebben allemaal zo’n lachende ‘’muile’’!” Ik deed teken dat niemand mocht lachen, hé!

‘’’Sterrewacht in Kroonhove’’’ We waren in Kroonhove. Elza Vandorpe van was speciaal gekomen om sterrenwacht te houden - zij had dat gestudeerd - maar de hemel betrok helemaal. Er was geen mogelijkheid voor sterrenwacht. We wachtten en wachtten… Ik zei: ”we gaan het avondgebed doen en dan allemaal naar bed, er is niks aan te doen”. Ik bleef zelf nog op en ‘k heb ervoor gebeden… en plots zag ik de wolken wegtrekken! Ik floot iedereen terug naar beneden: “vlug, een deken boven u” – en we zijn naar buiten gegaan. We konden een uur sterrenwacht doen en dan schoof het weer toe. ’t Is toch maar gebeurd, hé…

‘’’Fietsen tussen de bombardementen’’’

Ik ben nog per fiets naar Poperinge geweest, in de laatste dagen voor de bevrijding! Ik was gaan spreken op de scholen van de Penitenten en Benedictinessen – was daar blijven slapen – en toen ik per fiets weer vertrok, bombardeerden ze. Ik moest schuilen, er was niemand te zien. ‘k Ben doorgereden naar Ieper en daar was niemand te zien, ze zaten allemaal in de kelder. Ik dacht : “’k ga naar mijn neef, die pastoor was in Hollebeke”. Tussen Ieper en Hollebeke kwam ik een regiment Duitse soldaten tegen. Maar gelukkig, ze waren op de vlucht en lieten mij gerust. In Hollebeke toegekomen zei mijn neef: “maar enfin, dat gij nù op weg zijt”. Er was een seminarist bij hem die naar Ardooie moest. We zijn dan samen vertrokken. We moesten nu en dan onze fiets laten vallen en in de gracht kruipen! Want op dat moment vlogen de Engelsen zeer laag en schoten op al wat bewoog… Ik arriveerde de zesde september bij mijn zuster in Izegem. Ik wou telefoneren naar huis, maar de telefoon ging niet meer. ‘k Ben dan toch thuisgeraakt. Als ik thuis kwam waren er volop vaandels en kleuren! De achtste september (1944) zijn we hier bevrijd geweest. Ge maakt dat door en ge zegt: hoe is ’t mogelijk?
  1. ’Noot: Heel wat minder positief spreekt Roberte over Suzanne Waûters, Suzanne Lowie (zus van Kanunnik Lowie), Hélène Barbier (“antieke figuur”) en Maria Waelkens… In haar ogen waren dat meer ‘’trutjes’’, die het wat ‘’hoog in de bol’’ hadden (allemaal ook zeer welgesteld!).
  2. volgens Gisteren vanaf 1945-1947
  3. In de drie jaar – 1947 tot 1950 - dat Yvonne benoemd was voor het VJVKA, nà VKSJ. Die School voor K.A. was bedoeld voor leid(st)ers van organisaties, eerst in Brussel, later in Gent (Peperstraat). Die school kun je beschouwen als de voorloper van de sociale school.
  4. Christine d’Hemptinne was nationale voorzitster van de jeugdkoepel (VJVKA) én internationale voorzitster (Jeunesse Feminine…) Die internationale koepel organiseerde studieweken in Indië, Afrika… rond de ontvoogding van de vrouw e.d. Ze was dus veel op reis.
  5. Noot: van de actie waarbij alle leden (of leiding?) zich schriftelijk akkoord moesten verklaren met de Zedigheidsactie, weet Roberte niks.
  6. Yvonne stond aan de wieg van Familiezorg, waar ze zelf niet voor werkte, maar wel mensen zocht om er te werken. Dat is begonnen in een huis van de Sociëteit – nu nog naast mekaar op het Biskajerplein in Brugge.
  7. Yvonne gebruikte de term Voor-VKSJ nochtans als ze sprak over start Roodkapjes.